Leerlingen met kenmerken van begaafdheid op de Wegwijzer
In artikel 8.1 van de Wet Primair Onderwijs staat geschreven:
Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
Dit betekent dat alle leerlingen zich moeten kunnen blijven ontwikkelen en moeten kunnen blijven leren. Meestal moet men hierbij al gauw denken aan leerlingen voor wie het leren extra ondersteund moet worden, omdat bijvoorbeeld het leren lezen of rekenen veel moeite kost.
Uiteraard geldt dit ook voor leerlingen voor wie eigenlijk het omgekeerde van toepassing is. Want hoe kan je leren als je alles al weet? De methodes en leerdoelen van de verschillende jaargroepen zijn afgestemd op de leerbehoeftes en het niveau van de “gemiddelde” leerling (voor zover die bestaat). De hoeveelheid herhalingen en oefenmomenten, het tempo waarmee de nieuwe stof wordt aangeboden, de lengte van de instructie en nog veel meer aspecten van de leerstof zijn hierop afgestemd.
Maar wat als je nu veel sneller leert, of de doelen al beheerst voordat de les gegeven is?
Zo op het eerste oog lijkt dit een luxeprobleem, maar het tegendeel kan waar zijn.
Op de Wegwijzer willen we juist ook deze leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces aanbieden, zodat ze bijvoorbeeld: leren leren, leerstrategieën kunnen trainen, voldoening ervaren, leren fouten maken, leren doorzetten en nog veel meer wat zo bij de ontwikkeling en het leren van een kind op school hoort.
Hoe doen we dit?
Zoals al genoemd bestaat de gemiddelde leerling wat ons betreft niet. Uiteraard proberen we onze aanpak zo veel mogelijk volgens een vast beleid vorm te geven, maar hierbij houden we rekening met onderlinge verschillen en behoeftes.
Hoe ziet dit er doorgaans uit?
Allereerst is het signaleren van deze leerlingen onmisbaar om hen te kunnen bieden wat ze nodig hebben. Dit gebeurt onder andere door de overdracht van de kinderopvang, gesprekken met ouders/verzorgers, het gebruik van een signaleringsinstrument en de observaties van de (kleuter-) leerkracht en uiteraard resultaten op toetsen.
Vervolgens wordt het onderwijsaanbod zo veel mogelijk afgestemd op de leerling. Dit richt zich op het verrijken en verdiepen van het aanbod. Bijvoorbeeld uitdagende rekenopdrachten op een verdiepend niveau, projecten en opdrachten die passen bij het IPC-thema en instructie en activiteiten die zich richten op de werking van het brein, het leren en bijvoorbeeld het leren doorzetten en fouten maken.
Hiervoor moet natuurlijk tijd vrijgemaakt worden. In de klassen vanaf groep drie gebeurt dit door het “compacten” van het aanbod. Overbodige instructie, oefening en herhaling wordt geschrapt, zodat de vrijgekomen tijd besteed kan worden aan het verrijkte aanbod.
In sommige gevallen kan het nodig zijn dat een leerling versnelt en dus een klas overslaat. Uiteraard stemmen we de te nemen route altijd af met de ouders/verzorgers, de hoogbegaafdheidspecialist van de school, de intern begeleider, leerkrachten en zeker ook de leerling zelf.
Bovenschoolse Kangoeroegroep
Verion, de vereniging van zes scholen waar de Wegwijzer onderdeel van is, biedt deze leerlingen ook de mogelijkheid om deel te nemen aan een bovenschoolse Kangoeroegroep. Er is een midden- en een bovenbouwgroep. Deze bovenschoolse plusklas biedt plek aan 12 leerlingen per groep om te werken aan persoonlijke doelen. Deze doelen kunnen heel divers zijn, maar vallen uiteindelijk allemaal onder de vier hoofddoelstellingen:
Leren leren: het aanleren en trainen van leerstrategieën.
Leren denken: deze leerlingen hebben vaak de behoefte aan complexe opdrachten en hun welbevinden groeit van het uitvoeren van taken en opdrachten die een beroep doen op het diepe denken.
Leren leven: leerlingen met kenmerken van begaafdheid voelen en beleven de wereld om hen heen vaak intenser dan leeftijdsgenootjes. Niet zelden hebben zij ook grote levensvragen. Onder andere door verschillende activiteiten individueel of met ontwikkelingsgelijken is hier ruimte voor.
Samen leren: deze leerlingen kunnen soms een groot gevoel van eenzaamheid ervaren doordat zij merken en voelen dat ze anders denken dat de (meeste) kinderen in hun klas. Dit zorgt soms voor botsingen bij het spelen en samenwerken omdat ze niet begrepen worden. De ontwikkeling van een gezond zelfbeeld komt door het spiegelen aan anderen. Doordat bij de Kangoeroegroep wel ontwikkelingsgelijken worden gevonden is spiegelen mogelijk. Deze kinderen zijn in de regel helemaal niet minder sociaal vaardig, zoals vaak wordt gezegd en gedacht, maar doordat zij anders denken hebben ze vaak moeite zich aan te passen aan de sociale gedragingen van de groep. Door deze kinderen de mogelijkheid te geven op te trekken met kinderen die net zo ervaren en denken als zij, worden deze vaardigheden vanzelf getraind en nemen zij deze ook weer meer de reguliere klas in.